Geboren in Wenen, verhuisd naar München en schilder geworden Klinkt bekend? Zo immers zou je de carrière van Moritz von Schwind kunnen samenvatten. Maar het gaat ook op voor Alexander Rothaug. Pas zag ik een afbeelding van diens schilderij Verwünschen en me een overeenkomst in hun werk op.
We zien een naakte vrouwenfiguur op haar rug. Ze staat tot haar dijen in het water. Om haar heen liggen brokstukken van een bouwwerk en vanachter een nog staande muur kijkt ze in de verte onder een boog door, waar licht vandaan komt en water haar kant op stroomt. Het is duidelijk, ze verschuilt zich voor iets of iemand. Eén klein, maar wezenlijk detail heb ik nog niet genoemd: op haar hoofd heeft de vrouw een klein gouden kroontje. Dat wijst op haar status en dat helpt het dreigende gevaar te duiden. En dan is er nog die titel, Verwünschen, wat je als vloek zou kunnen vertalen. Het is het noodlot dat je als royalty onherroepelijk met je meedraagt, je beperkt in je vrijheid, omdat je handelen altijd onder een vergrootglas licht. Even ongestoord baden in een beekje is er niet bij.
Onschuld
Zonder dat kroontje en de gealarmeerde blik in de verte, zou de figuur iets hebben van de onschuldige Nixen, de waternimfen, die bij Schwind een hert te drinken geven. Een nog grotere overeenkomst zit hem bij Rothaug en Schwind in de monumentale boom die de voorstelling haast overheerst. Ook in een prent van Rothaug zien we dat. De slapende bosnimf zou zo uit het werk van Schwind afkomstig kunnen zijn, ware het niet dat de nieuwsgierige kentaur de idylle verstoort.
Einsamkeit oder Sehnsucht
Maar er is nog meer werk van Schwind en Rothaug dat overeenkomsten vertoont. In 1910 schilderde Rothaug Odysseus Sehnsucht nach der Heimat (Jack Daulton Collection). We zien een man voorovergebogen zittend op een rotsblok, het hoofd tussen de knieën. De figuur, gezien van opzij met een kromme rug, op een rotsblok, kennen we van Schwind, die in 1823 Einsamkeit tekende. Het zwaard van Schwind ontbreekt bij Rothaug, maar verder zijn de parallellen onmiskenbaar.
Doorgaande lijn
Ik heb hier al vaker laten zien dat er iets is van Schwinds verwantschap met en beïnvloeding van Arnold Böcklin. De late romantiek van Schwind krijgt bij Böcklin een vervolg in een periode die wordt aangeduid als Gründerzeit en die hier en daar al een wat duister kantje laat zien. Alexander Rothaug trekt de lijn stevig door naar het symbolisme, zoals we dat bijvoorbeeld ook kennen van Franz von Stuck en Gustav Klimt. Bij Rothaug is alle subtiliteit verdwenen. Het is brutaal, soms lomp en vaak provocerend.
Geweten
Neem zijn Menelaos findet bei der Zerstörung von Troja die Helena wieder. Menelaus is een gespierde woesteling. Het bloed dat van zijn zwaard gutst, duidt erop dat hij zojuist tal van Trojanen heeft afgeslacht en zijn rode kop laat zien in wat razernij hij dat gedaan moet hebben. Helena kan niet anders dan, terecht, vrezen voor haar leven. Zij is al net zo gespierd als de Griekse koning, maar haar houding toont volledige onderwerping. Het is moeilijk voor te stellen dat dit de schoonheid is om wie de Trojaanse oorlog überhaupt is losgebarsten. Er is in deze orgie van geweld maar een detail wat een beetje lucht en afleiding geeft en dat is de putto hangend aan Menelaus’ arm. Je zou het kunnen zien als het geweten dat Menelaus moet doen besluiten het leven van Helena te sparen.
Moritz von Schwind zou een dergelijk schilderij als dat van Rothaug verafschuwd hebben. Hij moest niets hebben van schilders die hun kunnen met heftige emoties al te nadrukkelijk onder de aandacht brachten. Het paradoxale is dan ook dat hij er in zekere zin de wegbereider van is geweest en er indirect voor verantwoordelijk is geweest.
Geef een reactie