Ergens in de Harry Potter-reeks komen we het boek Fantastic Beasts and where to Find Them geschreven door Newt Scamander tegen. Het boek werd verfilmd, met een tweede deel en een derde deel in de maak. Ergens in het tweede deel, The Crimes of Grindelwald, bezoekt Newt het Franse Ministry of Magic. Aan de balie wordt hij verwelkomd door een oudere dame die in de film niet bij naam genoemd wordt, maar die volgens de aftiteling Melusine heet. En dát is een naam die je in de kunst- en cultuurgeschiedenis talloze malen kunt tegenkomen, onder andere bij Moritz von Schwind.
Samen met Tina Goldstein meldt Newt Scamander zich aan de balie van het Franse Ministry of Magic. Ze willen informatie inwinnen en denken dat te vinden in een doos in een kluis van de familie Lestrange. Dus zegt Tina dat zij Leta Lestrange is. Maar als even later de echte Leta Lestrange zich bij Melusine meldt, ruikt deze onraad en zendt zij matagots, een soort mensgrote katachtige wezens achter Newt en Tina aan. Kortom, deze Melusine is, ondanks haar kleine rolletje, iemand om rekening mee te houden. Ze heeft magische kwaliteiten die haar al eeuwen eerder waren toegedicht.
Lusignan
In de vroegste verhalen over Melusine is zij een beeldschone fee. Tal van adellijke jongens dingen naar haar hand. Uiteindelijk zegt ze ja tegen een van hen op één voorwaarde: hij zal haar nooit naakt mogen zien. Jarenlang houdt hij zich aan de afspraak, maar op een dag komt hij onverwacht thuis en verrast hij Melusine terwijl zij een bad neemt. In een andere versie van het verhaal mag Raymond (of Raymondin) de Lusignan, de echtgenoot van Melusine, haar niet zien op zaterdag. Volgens zijn broer pleegt ze overspel, waarop Raymond zijn vrouw bespiedt en haar geheim ontdekt. Dat geheim loopt in alle versies ook wat uiteen. Soms blijkt ze een vrouw met het onderlichaam van een draak, in andere versies is ze half slang of een soort zeemeermin. Hoe het ook zij, Melusine ontdekt dat haar geheim is waargenomen en ze verdwijnt voorgoed.
Gebroeders Van Lymborch
De versie van het verhaal van Melusine waarin ze getrouwd is met Raymond de Lusignan is interessant. Raymond en Melusine zouden de voorouders van dit geslacht zijn. Jean, hertog van Berry, die we kennen, omdat hij de gebroeders Van Lymborch opdracht gaf een gebedenboek voor hem te verluchtigen, had in zijn bibliotheek nog een boek dat speciaal voor hem geschreven was. Jean d’ Arras schreef La noble histoire de Lusignan, waarmee de hertog van Berry zich kon beroepen de wettige erfgenaam van het kasteel van de Lusignans te zijn. En dat kasteel figureert in een van de kalenderplaten van de gebroeders van Lymborch in hun Les très riches heures du Duc de Berry. Herman, Paul en Johan van Lymborch moeten het verhaal van Melusine hebben gekend. Boven de rechter kasteeltoren vliegt een draakachtig wezen dat Melusine moet voorstellen en zo verwijst naar de familiegeschiedenis van de eigenaren van het kasteel.
In Gent staat op een hoek an de Vrijdagmarkt een gebouw dat het Toreken wordt genoemd en dat in zijn huidige vorm dateert van 1483. Het was het gebouw van het gilde der huidenvetters. De naam is afgeleid van de toren op de hoek en op die toren staat een windwijzer die naar verluidt Melusine moet verbeelden. Melusine, die hoewel niet heilig, gezien werd als beschermvrouwe van het gilde. Het lijkt een realistische kopie van de prent van de Van Lymborchs.
Goethe en Tieck
Zoals zo vaak lijkt het, in ieder geval voor het Duitse taalgebied, te danken aan Johann Wolfgang von Goethe, die in 1817 Die neue Melusine – Ein Märchen publiceerde, dat ze in de negentiende eeuw in Duitsland opnieuw populair werd. Maar al negentien jaar eerder was het Ludwig Tieck die de Sehr wunderbare Historie von der Melusina publiceerde.
In 1835 componeerde Felix Mendelssohn-Bartholdy het Märchen von den schönen Melusine. Ruim een halve eeuw later, in 1893, schijnt Melusine Maurice Maeterlinck te hebben geïnspireerd bij het schrijven van Pelléas et Mélisande, waarop Claude Berlioz er in 1902 een opera van maakte.
Moritz von Schwind
In 1844 maakte Julius Hübner, professor aan de kunstacademie in Dresden, met Die schöne Melusine waarschijnlijk de meest bekende geschilderde Melusine-voorstelling. Een jaar later voltooide Ludwig Schwantaler in München zijn beeld van Melusine. Of Moritz von Schwind Julius Hübner en zijn Melusine gekend heeft is niet zeker. Ludwig Schwanthaler heeft hij zeker gekend.
Schwind noemt hem geregeld in zijn brieven en doet hem tijdens zijn Italië-reis van 1835-36 enkele keren de groeten. Waarschijnlijk heeft Schwind ook Schwantalers Melusine wel gekend. Maar eigenlijk is dat helemaal niet van belang. Want Schwind had in 1833 bij het plannen van de Tiecksaal in de Münchener Residenz al een Melusine-scène bedacht, Melusine und der junge Jäger.
Fries
Tussen 1865 en 1869 ging Schwind opnieuw met Melusine aan de slag en nu leidde het tot grootse plannen. Zijn ontwerp voor Die schöne Melusine bestaat uit tien aquarellen, die naadloos in elkaar overgaan. Dat is niet verwonderlijk: Schwind had het plan om een Melusine-fries te schilderen in een ronde Melusine-tempel of -fontein. Vanaf 1865 rept Schwind geregeld in brieven, vooral die aan Eduard Mörike, over zijn Melusine-vorderingen. In één van die brieven vertelt hij dat hij er uitgebreid over heeft gesproken met Franz Grillparzer, die in 1833 een Singspiel met de titel Melusina publiceerde. Op 11 mei 1869 laat Schwind in een brief aan Mörike weten dat zijn Melusine “19 Zoll hoch und dabei 40 Fuß lang” (48 cm. bij 12,20 m.). Een maand later meldt Schwind aan Mörike dat het werk nog altijd niet opschiet. “Ich sehe nicht recht und mache einen Schnitzer nach dem andern.”
Doodskus
Op 28 januari 1870 schrijft Schwind aan Mörike dat deze hem mag feliciteren met de voltooiing van Melusine. Tegelijk spreekt hij de hoop uit nooit meer aan zo’n grote klus te beginnen. In een bijlage doet Schwind kort het verhaal van Melusine uit de doeken. Volgens deze samenvatting trekt Melusine zich eens in de maand terug in een speciaal huis waar zij haar jeugd en haar kracht terugwint. Na het begluren door haar man Raimund verdwijnt zij voorgoed. Vol wroeging pakt Raimund de pelgrimsstaf op en begeeft zich naar de bron waar hij Melusine voor het eerst ontmoette. Daar treft hij de fee weer en om hem uit zijn lijden te verlossen kust Melusine haar man, met de dood tot gevolg. Het is niet uitgesloten dat Schwind zelf dit einde bedacht heeft.
Later in het jaar schrijft Schwind nog dat zijn Melusine te zien is geweest in Mannheim, Heidelberg, Frankfurt en Wenen, dat het werk veel geroemd wordt en zelfs dat er iemand zich gemeld heeft die het werk zou willen kopen. In zijn laatste brief, van 16 januari 1871 aan Arnold Otto Meyer, schrijft Schwind dat hij de rechten om Melusine in een grotere oplage uit te geven verkocht heeft. Zijn zicht laat het niet meer toe er iets anders mee te doen. Drieëneenhalve week later zou Schwind overlijden.
Ook na Schwinds dood is er niemand meer op het idee gekomen zijn ontwerp in een tempelachtige setting te realiseren. Terwijl schilder Julius Naue, die een aantal jaren Schwinds assistent was, in een tekening uit 1869 gedetailleerd had laten zien hoe zo’n bouwwerkje eruit zou kunnen zien. Sterker nog, hij heeft Schwind getekend, die op de steiger aan het werk is om het fries te realiseren.
Waar Moritz von Schwind niet meer de grote reputaie heeft, die hij had tijdens zijn leven en de periode na zijn dood, is de nagedachtenis aan Melusine nog altijd springlevend. Dagelijks zien wereldwijd miljoenen mensen haar, overigens vermoedelijk zonder dat ze zich daarvan bewust zijn. Melusine is te zien in het logo van koffiemultinational Starbucks.
Isabelle Haeck zegt
Wat heeft Melusine als beeld op de toren van het Gentse leerlooiers/ huidevetters gildehuis iets in haar handen? En waarom aub
Ik ben stadsgids Gent in wording en kreeg deze vraag op mijn eindexamen .
Graag wat toelichting aub .
Peter Zunneberg zegt
Op het Gentse gildehuis heeft Melusine in haar hand een spiegel. Zie voor het uitgebreide verhaal https://www.gidsingent.be/post/2019/06/17/de-gentse-zeemeermin-van-de-vrijdagmarkt