“Je gaat het pas zien als je het door hebt” was een gevleugelde uitspraak van Johan Cruijff. Jarenlang was het ook het motto van de rubriek Oog voor detail, die kunsthistorica Wieteke van Zeil jarenlang vulde in het Volkskrant Magazine. Soms heb je een zetje nodig om dat detail te zien.
Nadat er eerder binnen hard is gewerkt aan de renovatie van de Stevenskerk in Nijmegen, zijn ruim een jaar geleden dakdekkers aan het werk gegaan. Stuk voor stuk moeten zij alle leisteentjes die er liggen, vervangen. Online zijn er diverse filmpjes te vinden hoe dat in zijn werk gaat. Voor hun gereedschappen, de benodigde materialen en de bouwlift, hebben de dakdekkers aan de zuidkant van de kerk een bouwplaats ingericht, misschien wel zoals er vroeger bij de bouw van de kerk een bouwloods is ingericht.
Die bouwplaats is lange tijd afgescheiden geweest met een hoge zwartstalen schutting. Maar sinds enkele weken is hij weg. Dat is te zeggen, de schutting staat er nog maar het akelige zwarte staal is vervangen door twaalf kalenderplaten plus nog enkele andere afbeeldingen uit Les Très Riches Heures du Duc de Berry, een getijdenboek uit het begin van de 15e eeuw. Nu kun je je afvragen wat een boek dat gemaakt is voor een hertog in het midden van Frankrijk in Nijmegen doet, en het antwoord is simpel.
Respectievelijk in 1385, 1386 of 1387 en 1388 worden Herman, Paul en Johan van Lymborch geboren, niet zoals hun naam zou kunnen doen vermoeden in Limburg, maar in Nijmegen. Om precies te zijn op 300 meter van de Stevenskerk. Die kerk stond er al sinds 1273 en de drie broers zullen de kerk zeker gekend hebben. Er zijn zelfs vermoedens dat zij in de kerk, lerend en werkend in het atelier van hun vader en grootvader, maar misschien ook later, bijdragen hebben geleverd aan de wandschilderingen. Keiharde bewijzen daarvoor zijn er niet, vooral niet omdat toen in 1591 de kerk overging in protestantse handen, alle muren witgepleisterd zijn.
Reeds als tiener reizen de drie broers naar Parijs, waar zij na bemiddeling van hun oom Jan Maelwael, hofschilder van Filips de Stoute, in de leer gaan bij Alebret de Bolure. Hun opleiding ronden ze niet af, omdat Alebret ze in 1399 terug naar huis stuurt, om te ontkomen aan de pestepidemie, die er in Parijs begint te heersen. Of ze Nijmegen ooit bereikt hebben, is niet helemaal zeker. Onderweg in Brussel worden ze gevangengezet als gevolg van een geschil tussen het hertogdom Bourgondië en het hertogdom Gelre. Andermaal is het Maelwael die bemiddelt en die een rol speelt in het vergaren van het losgeld.
In 1402 krijgen de broers in Dijon de opdracht om een bijbel te illustreren. Maar opdrachtgever Filips de Stoute overleed in 1404 en van de bijbel ontbreekt sindsdien elk spoor. Vanaf 1405 werken de broers aan Les Belles Heures du Duc de Berry. Een eerste opdracht van hertog Jean van Berry. In de zomer van 1410 zijn de broers terug in Nijmegen, waar ze hun bezittingen verkopen aan hun moeder. Later dat jaar of in 1411 krijgen ze van hertog Jean de opdracht om een ander getijdenboek, Les Très Riches Heures, te verluchtigen. Het werk is beroemd door de twaalf miniaturen, die elk een kasteel laten zien plus de belangrijkste werkzaamheden van die maand op het land.
Nu kende ik die platen al heel lang, maar telkens ging mijn blik naar de kastelen, die met uiterste precisie en met oog voor detail geschilderd zijn. Ook de werkzaamheden op het land hadden steeds weer mijn aandacht. Het is verbluffend wat de platen allemaal vertellen als je bedenkt dat de originelen 22,5 cm. bij 13,6 cm. zijn. En nu zijn ze op de schutting misschien wel twee bij drie meter. En dat leverde mij in ieder geval een ontdekking op.
In de kalenderplaat van februari zitten links onder in de hoek drie mensen, een vrouw in een blauwe jurk en iets verder naar achteren een man en een vrouw. In beschrijvingen wordt wel verondersteld dat zij zich daar, in de koude februarimaand zitten et warmen aan een vuur. Maar niets is minder waar, ze zitten daar gezellig naast elkaar, hun behoefte te doen, met hun geslachtsdelen openlijk zichtbaar. Kennelijk waren latrines, zoals we die kennen uit oude Romeinse huizen, ook in de Middeleeuwen nog alleszins gangbaar. En waar het voor hen beiden waarschijnlijk een intiem moment is geweest, is het voor de toeschouwer ook best een vreemde gewaarwording om in een dergelijk stichtelijk document, wat een getijdenboek toch is, zo’n afbeelding aan te treffen.
Ik kijk of er andere platen nog meer verrassende details te vinden zijn. En ja, die zijn er, ten minste even prominent, maar minder goed te duiden. Op de plaat van januari lopen twee mannen rond die ter hoogte van hun kruis een soort geel toetertje met twee balletjes dragen. Wat precies de betekenis is, valt uit de context niet te herleiden. Het enige dat ik kan bedenken is dat het een soort scabreuze grap is, dat het bedienden zijn die als het ware door de toetertjes wijnglazen vol ‘plassen’.
Verder valt de oogst qua ontdekkingen een beetje tegen. Maar een ding is zeker: de platen op de schutting geven niet alleen de bouwplaats een aangenamer aangezicht. Ze kunnen bij aandachtige bestudering ook tot ontdekkingen leiden.
Geef een reactie